Moet u de huur aangeven?
Een verhuurder moet in zijn jaarlijkse belastingaangifte het kadastraal inkomen van het verhuurde pand aangeven. Maar in België worden particuliere vastgoedbeleggers niet rechtstreeks belast op hun huurinkomsten. Hij wordt belast op het kadastraal inkomen
vermeerderd met 40%. Het volstaat dus in uw jaarlijkse belastingaangifte het nietgeïndexeerd kadastraal inkomen aan te geven. De fiscus indexeert dat
zelf en verhoogt het bedrag met 40%. Om uw belastbare basis te verminderen en daardoor minder belastingen te betalen, kan u de betaalde intresten van een of
meerdere leningen die u hebt affgesloten om vastgoed te kopen, te renoveren of te bouwen, aftrekken. Het wetboek van de inkomstenbelasting bepaalt immers dat de intresten, betrekking hebbend op een schuld voor een onroerend goed, afgetrokken mogen worden van de onroerende inkomsten.
Om aftrekbaar te zijn is het soort krediet dat u hebt aangegaan, van geen belang. U moet alleen aantonen dat er een verband bestaat met een van uw onroerende goederen. Het kan dus gaan om een hypothecaire lening, een bulletkrediet of een lening op afbetaling. U kan de intresten van een consumentenkrediet aftrekken, als de daardoor vrijgemaakte middelen voor het onroerend goed werden ingezet. Als het pand dat u verhuurt, bemeubeld is, hebt u volgend de fiscus twee soorten inkomsten, nl. onroerende en roerende inkomsten. De verhuring van een pand levert onroerende inkomsten op (in te vullen in vak III op de aangifte) en de verhuur van de meubelen valt
onder roerende inkomsten en die vult u in vak VII B in onder de codes 1156/2156 (verminderd met 50% lasten en afzonderlijk belast tegen het tarief van de onroerende voorheffing dat dat jaar van toepassing is.
Hoe maakt u dan het onderscheid tussen die twee inkomsten? Behalve als het huurcontract de verhuur van het pand en van de meubelen apart vastlegt, neemt de fiscus aan dat 40% van de huur slaat op de meubelen en 60% op het pand. Van de huur voor de meubelen mag u een forfait van 50% voor onkosten aftrekken. De rest wordt afzonderlijk belast aan 30%, verhoogd met de gemeentelijke opcentiemen.